22 Inleiding
deren uit de volgende mededeling van het Parool ״Gehoord van muziekjournalist Frank Visser: Een bekend radiomusicus heeft voor Hilversum de naam ״Kinnesinnecity" bedacht. Da's wat anders dan omroepkwartier". Een nadere verklaring wordt er niet bij gegeven en men mag dus wel aannemen dat kinnesinne in Hilver-sum kind aan huis is. Dat was dan in juli 1968. Tegenover deze Hilversumse claim staat dat Evert Werkman in zijn boekje: Leer ze mij kennen ... de Amsterdammers, dit woord voor het hoofd-stedelijk taalgebied opeist ״de afgunst, in het Amsterdams kinne-sinne genoemd" schrijft hij op pag. 44, maar dat is nu precies, wat hij op pag. 70 van dit overigens kostelijke boekje zelf ״het verregaand superioriteitsgevoel van de Amsterdammer" noemt. Deze lokale beperkingen zijn onjuist. Want in een televisie-uit-zending op 2 december 1969 betoogde de spreker - het ging om een tegen Judokoning Anton Geesink gevoerde actie - dat er alleen maar afgunst in het spel was, of, zo vervolgde hij letterlijk, ״om het in goed Nederlands te zeggen, het is alleen maar kinne-sinne". Dat is anderzijds wel weer wat sterk uitgedrukt, maar toch, de commentator van Echo op de radio van 8/5/1973 beschuldigde Engeland er van dat het uit kinnesinne de invoer van Nederlandse kippebout afremde en hij legde de klemtoon op kinne. Dat kan men rustig een niet-officiële naturalisatie noemen. Als men niet beter wist, zou men haast gaan denken dat de Nederlandse Joden de kinnesinne van hun omgeving hebben overgenomen. Quod non. Mies bevindt zich ook in de stijgende lijn. Dit van oorsprong Jiddisch-Hebreeuwse woord = lelijk. Volgens een medewerker van Vrij Nederland is Nancy Sinatra, oudste dochter van Frank, naar de mening van haar vader, behept met een miese stem en volgens hetzelfde blad heeft de Duitse schrijver Günther Grass met de ״Blechtrommel" veel meer voor de toekomst van Duitsland gedaan dan met de redevoeringen, omdat hij er het Nazisme in mies heeft gemaakt.
Van Duitsland en het Nazisme gesproken. In Duitsland was mies reeds vroeger in omloop en een belangrijke bijdrage daartoe leverde Joseph Goebbels, president van de Reichskulturkammer en Rijkspropagandaminister in de Hitler-periode. Hij bediende zich met voorliefde van de term ״miesmacher", om diegenen aan te duiden die niet voldoende overtuigd waren van de zegeningen van het Nationaal-socialisme of niet zo zeker van de eindover-winning, en dat terwijl het woord mies bepaald niet van de