16 Inleiding
(oesjpiza); het zette zijn weg voort door het Jiddisch, waarna het ten slotte, geamputeerd tot spieze of spiese met de betekenis huis in het Bargoens belandde. Maar het oude oesjpiezien (= gasten) treft men nog wel in opschriften aan de wand van loofhutten, ook van de Nederlandse.
Specifiek Amsterdams zijn bijv. kiebelbas verbasterd uit gimmel basj = 3 stuivers of kimmelaar == 3 gulden, beide van gimmel de derde letter van het Hebreeuwse alfabet.
De ontwikkeling van de betekenis in pejoratieve richting, waar-van reeds sprake was bij de tweede groep, is bij het Bargoens veel sterker dan in de gewone volkstaal en de invloed van het milieu spreekt hier wel bijzonder duidelijk in de haast systematische aanpassing aan deze speciale sfeer. We noemden reeds enkele grensgevallen als bajes. Het heeft de betekenis ״gevangenis" wel onder Bargoense invloed aangenomen, maar het is zeker niet meer tot het Bargoens beperkt en zo al niet algemeen gebruikt, toch wel algemeen bekend. Hetzelfde geldt, zij het in mindere mate, van kalle en kalletje.
Ter illustratie van deze invloed van het milieu volgen hier nog enkele voorbeelden.
Bollebof van het Jidd. balboos = heer des huizes; met verenging
van de betekenis in de dieventaal gebruikt voor: directeur van de
gevangenis en voor commissaris van politie.
Gabber van Jidd. chawwer = vriend, kameraad, compagnon. Het
behoudt ook deze betekenis, maar daarnaast wordt in het Bar-
goens gabbertaal synoniem met dieventaal.
Gajes In de Nederlandse woordenboeken worden onder één
lemma ״gajes" twee van oorsprong geheel verschillende woorden
behandeld.
1. gajes (in het Jidd. uitgesproken met de g van gar^on en met de betekenis: niet-Joden).
2. chajjes (met ch van chaos en met de betekenis: leven)1. Het eerste woord krijgt in het Bargoens de betekenis schorre-morrie, gepeupel. Dat komt duidelijk uit in een rijmpje dat in de
1 De transcriptie van de Hebr. letter chet is weinig consequent. Men vindt naast elkaar gotspe en chotspe, gazzen en chazzen, maar steeds gabber, gein, goochem, gozer met g, daarentegen chanoeka en chassidis-me altijd met ch. Bovendien beschikt het Nederlands niet over de g van gar$on of gut, die meestal ook met g, maar soms met k wordt weer-gegeven, wat wel eens tot verwarring leidt.