10 Inleiding
de Nederlandse hoorders meestal wel te begrijpen. Slechts wan-neer ze door hun vorm of betekenis niet zo doorzichtig waren, konden ze het beoogde doel dienen; we noemen: forts (fots), van hd. Furz, kif van hd. Gift, waarvan Nederlands kiften gevormd is, en, de laatste tijd vrij plotseling opgedoken, versteren van hd. verstoren. Verder behoren tot deze categorie: krats van hd. Kratz, miezig van hd. muessig, pietsje hd. bisschen, zwans van hd. Schwanz, roddelen, en sappelen van hd. zappeln, waarvan dan weer in het Nederlands zich te (de) sappel maken, enz. Zie voor verdere verklaring de woordenlijst. Ook uit het Duits afkomstig zijn: weet ik veel, kopzorg en enige leenspreekwoorden: waar geen vis, is haring ook vis en: vuile vis en slaag toe.6
Voor het juiste begrip dient opgemerkt te worden dat de uit-spraak van het Jiddisch zich eveneens zelfstandig ontwikkeld heeft. Bijgevolg wijkt de uitspraak van de Hebreeuws Jiddische woorden sterk af van de academische, zoals die aan de Neder-landse gymasia en universiteiten onderwezen wordt. Terwijl de academische evenals de modern Israëlische tot het Sefardische uitspraaktype behoren, hadden de uit oostelijke streken gekomen Joden hun eigen uitspraakpatroon dat de grondslag vormt voor de in het Nederlands opgenomen woorden. Men vergelijke de
hier volgende voorbeelden: bajiet - bajes bet - beis
chacham - goochem dalloet - dalles
makom - mokum paniem - ponem parnasa - parnose
tsarot - sores
Zoals uit bovenstaande voorbeelden blijkt staat naast de a van de Sefardische uitspraak vaak een o in de Asjkenazische; hetzelfde is vaak het geval met t naast 5׳ en e naast ei. Verder schuift in laatstgenoemde uitspraak de klemtoon naar voren en krijgt de laatste lettergreep een toonlooze vocaal. Behalve deze zijn er nog kleinere verschillen.
Kan men dus van Nederlands standpunt uit beschouwd wel zeggen dat deze woorden in de volkstaal zijn blijven steken en slechts zelden hogerop komen, van het Jiddisch uit gezien, is het vaak juist andersom en moet men vaststellen dat hier van een afdaling gesproken kan worden in dien zin, dat er een haast
• Zie voor de achtergrond van deze spreekwoorden: H. Beem. Jerosche. 1970 pag. 71 no. 12 en pag. 144 no. 586.