Kamertjeszonde

Auteur
Herman Heijermans

Geschreven onder pseudoniem
Koos Habbema

Titel
Kamertjeszonde

Jaar
1898

Druk
1899

Overig
2ed

Pagina's
439



6

zich dood — wat voor zwangere vrouwen niet goed moet zijn.

„Ik mot niks! Hij mot wat!”, retireert ze.

„Geef ’m z’n cente!” drenst die van de volle plee.

Ik kan bezwèren dat haar plee vol is. Soms loopt-ie over.

„Sla jij nou nog is! Nou! Nou!”, sart de looper, dapper door zijn gevolg.

De held van straks komt vlak voor me staan, opdringerig, warm-geloopen door de juffrouw-met-den-scheeven-nek, de juffrouw-van-boven, de juffrouw-van-drie-hoog, de waschvrouw, de zwangere juffrouw van 48 en véle andere menschen uit de buurt.

„Raak me nou nog is an, verdommisse ploert! Doe’t nog is! Nou, dat ik getuige heb! Nou! Nou! Heb nou nog is ’t lef! Nou! Dan sal ik jou ’n kink op je oog geve, die je heuge sel! Kwartjesvinder! Vuilik! Mot jij hoeje drage die je niet betale kan! Sla d’r nou goverdomme nog is! Nou! Kom d’r is uit as je durref! Kom d’r is uit sodemieterstraal! Pestkerel!”

„Haal d’r pelisie bij,” zegt die van drie-hoog-met-’t-vlashaar: „Da’s me godbeter ’n meneer!”

„Wil jij nou oprukke ? Wil je van me stoep af ?”, zeg ik, spicli-tigbleek. Soms voel je precies hoe je ’r uitziet.

„Eerst me cente!”, zegt hij.

„Wil je d’r af?”

„De stoep is vrij ! Éérst me cente!”

„Morgen kun je komen tusschen twaalf en een.” ’k Had nét zoo goed kunnen zeggen : „Vies weer vin u niet ?”

„Ik ga niet weg voor ’k me cente heb”, sart hij.

„Jij sal mijn bewijse van me plee,” begint ook de juffrouw-van-boven, schreeuwrig, bek als een uitgeknepen mispel.

„Mensch, val jij onderste boven, jij en je plee!”, vervloek ik.

Het geval is evenwel lastig geworden. Als ik den man in z’n nek neem, waartoe ik veel liefde gevoel, krijg je ’n vechtpartij, die alles behalve aanlokkelijk is in ’t bijzijn van ’t burentuig. Ook heb ik meelij met den fietsen looper, die waarschijnlijk minder sterk en geoefend is dan ik.

„Man, nou raad ’k je voor ’t laatst om op te hoepelen, als je niet op je gezicht wil hebben!”

„Op me gezich? Van wie? Van jöü? Van jóü-óü? Nou van jöü wil ik wel is op me smoel hebbe!”

Net ben ik klaar öm ’m dan maar van de deur te trappen, als Karel komt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.