273
„Wat ga je doen?’’
„Dat zul je zien!”
De lucifer kraste, ’t Lampglas klikte tegen ’t koper, ’t vlammetje pieterde in ’t kousje. En bij het licht, met woedend-harde rukken, trok ze het portret stuk:
„Daar, daar, daar!'’
Triestig-verwonderd, lichtschuw, zag ik het aan — de vrouw — het hemd — de bloote armen — het afhangend haar — het licht vinnig-invretend op hals, schouders — de ruw-scheurende handen — de snippers op de tafel in de vuile koppen. Wat stonden we nog vèr van elkaar, vèr in ons denken, vèr in ons voelen.
„Zoo!”, zei ze opgelucht.
Ze blies in ’t lampeglas, stapte weer in bed, kroop in de warme holte, waarin we gelegen hadden, ’k Lag op mijn rug, kijkend met open oogen in de volkomen duisternis der kamer. Zij aan ’t praten, aan ’t overtuigen met ’n begin van berouw.
„ ... O zoo ... Ik ben me daar gek ge worde .. . Jawel!... Ik ben me daar gek geworde. .. Zès maal naar ’n portret staan kijke ... Omdat zij zulleke mooie schouers heeft... zulleke mooie beene... Ik ken jullie. .. Jullie zijn net als de hondjes . .. Dat begint met ’n portret... Dat eindigt met be-driege ... O zoo ... Ja, ik ben me daar gek!... ’k Heb oogen in me hoofd . .. Zès maal staan kijke naar d’r beene, d’r arme ... Met dié zou je wel is wille, hè ? ... Jawel!... Nee, mannetje .. . Dan heb je ’t glad mis ... Me kouse soo maar neersmijte ... En z’n horloge vergete op te winde ... En me haarspelde anneme, zóó onverschillig ! ... Jawel!. .. Da’s ’t begin ... Niewaar ? ... Éérst onverschillig ... Dan naar andere vrouwe kijke ... Natuurlijk ... Bij mij is ’t nieuwtje ’r af... Jawel... Ik ben me daar gek geworde ... Jawel... Jawel... Nou, kan je geen antwoord geve ? ... Hoor je me niet ? ... O — meneer is beléédigd !... Jawel... Ménéér is beléédigd ... Ménéér wril doen wattie wil.. . En ik mag geen anmerking make ... Nou !... Blijf uit je humeur !... Mot ’k me omkeere ? ... ’k Ga zóo slape zónder j’n zoen te geve ... Toe nou, Alf... Blijf-ie boos ? ... Zóó ? ... Blijf jij boos?... Nou dat zulle we is zien, of jij boos blijft!... Wil je je hoofd na me toedraaie ... Allée!... Allée !... Hoor je me niet ? ... Wacht is ventje! ... Wacht jij is!” .... En dan zoende ze me met passie op m’n mond, beet me, kwam er gegiegel onder de dekens, waren we allebei èrg lief voor elkaar nu de vrede er
18