257
„En” — zei. weer juffrouw Stengevis ...: „ .. . honde dat wil segge dat je met trouwe mense omgaat.”
„Zie je,” kleflachte juffrouw Doedelaar weer: „daar hè-je weer soo ies: van me hond die jongen mot, droom ’k dikkels, hoe kan je dan met valsche en trouwe mense omgaan, as je van ’n kat èn ’n hond droomt! Is ’t nou waar of niet ?”
„Kan je niet met valsche èn met trouwe mense tegelijk omgaan,” verklaarde juffrouw Stengevis: „nee, dié is goed — nou, ik ga met alles om, met valsche én met trouwe — en jij Sor-sien ? — en soo sal ’t wel bij ieder mens sijn — is ’t niet ? — As u niet an droome gelooft — geloof u dan niet da-je ’n mensch sijn karakter kan sien uit de lijne van sijn hand ?”
„Nee, daar geloof ’k niks van .. . Dat sijn van die dinge uit de middeleeuwe ... Ik geloof an niks,” pootig-beweerde de barbiersvrouw.
„Mamma ! .. . Mamma !... Hè, toe geef u nou me nachtpon” . .. „Niet zoo dwinge, Ka!”
„In ’n mens sijn hand ka-je alles sien — niewaar Sorsien ? — Dat vin je al bij Koning Salamo, hè ? ... Nou en wat staat ’r in ’t testament ? ... In ’t boek Job ? . .. Nou ?” — Even zweeg ze, om met dichtgesmakte lipjes de kamer triomfantelijk-wijs rond
te kijken:---„In ’t boek Job staat: „God die het in de
hand van alle mense de teekene geschreve ... opdat ieder sijn lot kan leere” . .. Dat mot je toch niet uitvlakke, niewaar ? . .. In ’t testament staat niks of ’t is waar. .. Sommige dingen ka-je al van buite sien . . . Bijvoorbeeld” — even loerend naar de rooie dikke handjes van juffrouw Doedelaar — „om soo van buiten te sien heb-u ’n vochtig temperement.”
„Hè-hè-hè-èèè!” bobbelde juffrouw Doedelaar met veel pret — „wat is vochtig, juffrouw?”
„Nou da’s koel... Mense met korte dikke hande hebbe ’n vochtig temperement — dat kompt dikkels uit. Meneer, bijvoorbeeld” — hier schrikte ze Scherp op, die achter z’n krant te gnuiven zat van pleizier: „meneer die het vèel te lange hande — da’s sooveel as spotzucht en soms — maar dat slaat natuurlijk niet op meneer — en soms geslepenheid en bedrog.”
Scherp en ik kregen ’n proestbui.
„Nou toch is ’t soo,” hield juffrouw Stengevis vol, blij dat ze de algemeene attentie had en met ’n sterker velgerimpel om den vouwbeenneus :... „D’r sijn soo’n boel dinge, waar je eerst om
17