als Bo'az, van wien ons de geschiedenis den volgenden edelen karaktertrek bewaard heeft.
HOOFDSTUK XLVII.
Bo'az en Buth.
Tijdens een hongersnood, waardoor Kenaan geteisterd werd, vertrok een aanzienlijk man uit Beth-Léchem, Elimélech, met zijne vrouw Naomi en hunne beide zonen, Machlon en Kiljon, naar het land Moab. Kort na hunne komst overleed de vader en traden de beide zonen met Moabietische meisjes, Orpa en Ruth, in het huwelijk. Na tien jaar ongeveer stierven ook deze beide mannen. Daar Na’omi zich thans in het vreemde land geheel verlaten gevoelde, besloot zij naar haar vaderstad terug te keeren. Hare schoondochters gingen met haar mede. Maar Na'omi verlangde dit bewijs van zelfverloochening niet. Waartoe zouden zij ter wille van haar op een vreemden bodem kommer en gebrek lijden en niet liever naar haar eigen land terugkfeeren, waar zij, meer bekend, wellicht weder in den echt konden treden ? Op haar aanhoudend aandringen nam Orpa eindelijk van hare schoonmoeder afscheid en keerde naar het land Moab terug. Ruth echter was daartoe niet te bewegen. Al ging zij ook eene donkere toekomst te gemoet, toch zou zij hare schoonmoeder niet verlaten, maar met haar de tegenspoeden des levens deelen. »Waar gij gaat,” riep de offervaardige Ruth uit, »zal ook ik gaan; waar gij overnacht, ook ik overnachten; uw volk is mijn volk; uw God is mijn God. Waar gij.sterft, wil ook ik sterven en daar begraven worden; niet eerder zal ik u verlaten, dan als de dood mij van u zal scheiden.” Na'omi, getroffen door deze edele taal, drong niet langer bij haar aan en zoo zetten beiden den tocht voort. Bij hare aankomst te Beth-Léchem gevoelde men diep medelijden met de ongelukkige Na'omi, die, in het bezit van kinderen, aanzien en vermogen vertrokken, thans als een kinderlooze en verarmde weduwe van Moabs velden teruggekeerd was. »Noem mij geen Na'omi {lieftallig) meer, maar Mara (bitter)," riep zij in weemoed uit, »want God heeft mijn leven verbitterd.”
Het was juist in den tijd van den gerstenoogst. Daar volgens de Mozaïsche wet de afgevallen op het veld vergeten aren voor de arme ongelukkige weezen en weduwen moeten blijven liggen, besloot Ruth van dit recht gebruik