Geschiedenis van het volk Israël

Titel
Geschiedenis van het volk Israël

Jaar
1891

Pagina's
200



17

werd daarom Esau l) genoemd. Zijn broeder daarentegen die zich bij de geboorte aan Esau's hiel vasthield en daaraan den naam Jakob נ) ontleende, was glad van huid. Toen zij ouder werden, vertoonden zij ook in hun aard en aanleg een groot verschil. Esau ontwikkelde zich tot een ruw en woest jager en doolde het liefst rond in bosschen en op velden; fakob daarentegen, een Godvruchtig jongeling, vergenoegde zich met het stille en rustige herdersleven, [zak beminde meer zijn eerstgeboren zoon, den erfgenaam der Goddelijke be-loften en zegeningen, omdat deze hem met gehuichelde voorkomendheid telkens van zijn wildbraad te eten gaf. De helderziende Rebekka daarentegen gevoelde meer toe-genegenheid voor haar jongsten zoon, wiens edel en vroom gemoed zij reeds ten volle doorgrond had. Esau zelf toonde ook aan het eerstgeboorterecht niet de minste waarde te hechten en verkocht dit in één oogenblik voor lichamelijk genot. Hij kwam namelijk eens vermoeid en hongerig van de jacht thuis en wilde zich te goed doen aan een gerecht van linzen, dat Jakob bereid had. »Geef mij van dit roode,” zeide hij in allerijl tot zijn broeder. Deze wilde daaraan wel voldoen, mits hij ten zijnen behoeve afstand deed van het eerstgeboorterecht. Zonder eenige bedenking gaf Esau aan dien eisch toe en at daarna van de roode spijzen — waaraan hij den naam van Edom 3) ontleende — het hei-lige recht verachcend en versmadend. Tot verdriet zijner ouders trad hij later met twee Heidensche vrouwen in het huwelijk.

Izak, wiens Godsvrucht reeds vroeger duidelijk gebleken was, onderscheidde zich nog door eene andere deugd en wel door verdraagzaamheid. Wegens een hongersnood in Kcnaiin ging hij op Gods bevel naar het land der Philistijnen. Dezen, wangunstig op zijn rijken veestapel en grooten slavenstoet, maakten telkens aanspraak op de waterbronnen, die Izaks knechten in dit dorre land gegraven hadden. Hij verdroeg dit met gelatenheid en de zegen Gods rustte op zijn werk. Eindelijk verliet hij dit land en vestigde zich weer te Beér-Siba, waar de Pbilistijnsche koning Abimêlech tot hem kwam, om het verbond, reeds vroeger met zijn vader Abraham gesloten, te hernieuwen.

---

עשו (נ voltooid. יעקב ף (van עקב foei). \) אדום rood.

Mon. Gesch. I, 2

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.