5 2 Analyse van twéé gemoedstoestanden.
de klanten die baden en windpetjes dragen en met bloote eksteroog-voeten de strandgronden betreden, diè klanten vinden de zee grandioos, altijd nieuw, altijd mooi.
En de nijvere schildersbent van Ohio, Londen N. W., Dresden-Sezession, Laren-Amsterdam-Pijp, smeert kisten vol tubes in barnende passie voor branding en vloed, ebbe en kuifslag en besmacht den horizon, de zonsondergangen, ’t lieve zeilen van bommen en loggers.
Ze bespeechen de grootheid der zee bij hun ontbijt, bij de tweede luncheon, bij de pousse.
Ze wauwelen de traditie na dat de zee ten alle tijde beminnenswaard, enorm, majestueus, zwaar-van-eeuwigheid is.
’t Is larie, onwaar, uit ’n vette duim gezogen.
’t Is pervers omdat ’n vette duim niet bij zooveel Water geadmiteerd kan worden.
Ik heb zeeën gezien slap en vlak met stranden als doorzweete heereboorden, stranden morsig en goor als ’n platgeloopen groenmarkt met stronken, vulnis, stukkende matten en manden, afgekloven beendren, oude pannen en beschimmelde schoenen.
En *t water dier zeeën, naar en verdaan, sullig als ’n stilgaande gracht, had ’n 1 u c h t j e van rottige schelvisch en bloemkoolsoep van drie-hoog-achter.
Wee stak je ’n pijp op om de eeuwige zee niet te ruiken en thuis kreeg je ’n standje omdat je ’r an je laarzen binnendroeg op ’t pas geschuierd voorkamer-kleed.
Ook heb ’k zeeën gezien, flets en pips in den mist,