Wat in de eiersaas zat.. . 37
land telkens uitvoert met dat ge-pen heele middagen en avonden, begrijpt ze in de verste verte niet — en nou in eens die malle ondervraging over saus....
„Bij gekookte visch — hoor!”, riep ik haar na.
Wat geruster vervolgde ik het feuilleton, liet het plekje open, waar de naam van die dingen zou komen.
Toch, al schrijvend, hanteerde me de verontrusting
dat ’k ’t zélf*.... dat ze zurig smaakten dat we ze
laatst nog op ’t Badhotel hadden gekregen.... dat ze....
Teun’s gezicht smulde toen ze de kamer binnenkwam.
Zij hijgde van ’t loopen.
„Nou!” lachte ze: „da’s ook stom van me. Pieterselie zeit ze!”....
„Zoo,” zei ik kreunend — bij zéssen en als ’k ’t niet vóór posttijd wist, zou ’k ’r ’n apart briefje voor de Redactie van ’t Handelsblad moeten bijdoen, met duidelijken uitleg van wat ’k bedoelde in de open plekjes en al is zoo’n Redactie beminnelijk en veelwetend: ’t is niet goed dermate de hiaten in je bol zwart op wit te geven! — »Zoo,” kreunde ikm’n pijp bekauwend en laatst slokje thee slurpend: „zóó — nou ’t is géén pieterselie. Pieterselie wordt gehakt en mijn dingen, de dingen die ik bedoel zijn rónd”....
„Gut —”, zeide Teun.
„Wacht,” besloot ik verheugd, denkend aan een dame-kennis, die vlak bij op kamers logeerde en nou zeker te eten zat: „ga ’t nog is vlug aan mevrouw S vragen!”