Aanzoek IL 19
„Hij wil d’r zoenen,w vertaalde neef, „en dat-ie weergaasche honger het” ...
Toen begon het diner. Pa en piston-neef hadden zich uitgesloofd. Het moest fransche keuken wezen èn hollandsch-degelijk. Eerst kwam er soep, geen croute au pot maar kluifjessoep met dik-zwammende vet-kringen.
Dat. stónd in je maag. Toen droeg moe het geëmailleerd pannetje met het pondje malsche lenden, den schotel met rapen en de melige aardappelen aan. Pa knoopte z’n vest los, bekeek het geval, bang voor den avond. Want met zoo’n vóllen maag te blazen... En dadelijk na ’t diner kreeg ieder een groote kop koffie met ’n glas cognac. Dat hoorde bij ’n fransch diner. *n Diner zonder poes was geen diner, had piston-neef gezegd.
Terwijl radde het gepraat van monsieur Cochet, hakkelde neef, glimlachte Sophie, dribbelde moe naar ’t keukentje, de borden ruimend, de koffie schenkend, laadde pa die wel eiken dag zoo’n engagements-diner had willen hebben.
Bij de pousse werd ’t gesprek levendig, leunde moe in ’r stoel terug, ietwat ontstemd.
„ Alors, madame, vous me permettez de sortir demain avec ma fiancée — en voiture?”
„Wat zeit-ie nou weer?”, vroeg moe, die nog niets anders dan wat-zeit-ie-nou’s gesproken had.
„Of ze morrege met ’m in ’n bakkie mag rijen?”, vertaalde piston-neef.