KERMIS.
beenen gespreid als straks, trachtte den slaap nog te vatten. Maar Ada, komend van boven, kregel en bits, klaagde hardop.
«... Waar is nou me kussen?”
„ . .. Je kussen het Jet” ...
„ ... Nou en zoo kan ik niet zitte!” ...
„ ... Dan zit je maar niet!” snauwde moeder.
„Een stoel en ’n kussen en nóg te veel... As je ’n leunstoel heb kan jij makkelijk prate... Om nou nog me kussen weg te neme!... Trees het twéé stoele... Nou en zóó kan ’k niet slape” . ..
„Dan slaap je maar niet” ... zei moeder, nog eens.
„Zoo stiekem terwijl ’k weg ben, pestillent gemeen!%
„Hè — jassus hou nou jou bakkes!” knorde Trees.
„Hou jij je bakkes!” ...
„Ik hou me bakkes!... Ik zal me bakkes niet weggeve” ... keef Jet, valsch.
„’t Is me ook ’n bakkes!... Je krijgt ’r geen cent op” ...
„Jij wel? Poeh! Poeh!... Jij nog geen halvie!"
„Ach, rooie hou op met je kies!”
„Ik! Voor jou-ou-ou-ou! Voor jou-ou-ou-ou?” ...
De klok sloeg deftig een, — half vier, en op de plaats ging spichtig het regengespetter.