8o MOORDGESCHIEDENIS.
„mededeelen, ge zult uwen man overleven en onder „uwe kinderen meer jongens dan meisjes hebben. „Kunsten en wetenschappen zult ge gemakkelijk „leeren en vrienden en vijanden hebben; beleeft ge „eenen hoogen ouderdom zoo zult ge het goed „hebben, maar ongemakkelijk worden. Het is alles „vroolijkheid van u. In uwe bezigheden zijt ge vlug „doch spreekt niet altijd de waarheid. Ge zijt schoon „doch schoonheid en rijkdom is zooveel niet waard „als een goed hart. Zeg zorg en grilligheden vaar-„wel, want zij verkorten u het leven en hoe spoedig „is het vervlogen. In uwen hu wel ij ken staat „zult gij bedrogen worden. Uw man „bemint op lateren leeftijd eene zwarte „vrouw die niet uw vriendin is. Gij zult „daaraan uwe gezondheid kwijtraken „zoo g ij niet o n d e r n e m e n d z ij t. Het zal „u welgaan.”
Is het niet volkomen begrijpelijk dat Jeanne nauwlettender toekeek op Jacques’ bewegingen?
Het geschiedde nu op een dag dat Jeanne plotseling en zeer ongemotiveerd eischte dat Jacques niet meer naar de kegelclub zou gaan. Jacques protesteerde, redeneerde, vleide. Geen succes. Daar verliest zelfs de goedigste lobbes zijn geduld bij, zoodat Jacques, opgehitst door de onverklaarbare maandenlange jaloezie van Jeanne, voor het eerst van zijn leven vergat dat zij meerder geld had aangebracht dan hij en met aplomb zeide:
„En ik ga toch!”
Jeanne, verwoed — hij was den ganschen morgen al afgetrokken geweest, terwijl hij de hanglamp poetste en de kippenren kalkte — kwam voor hem staan:
„En je gaat niet!”