52 VERLATEN VROUW.
Dan begon zij te ruimen, den zakdoek van de tafel, het kopvleesch in de kast, waar nog een héél roggebrood lei.
Nou, nou dat was me ’n tegenvaller... De een die kwam met kousen en schoenen an de hemel in .. . ’n ander kon zich doodwerke voor niks... voor ’n kerel die bloed spoog, niks uitvoerde — èn voor zes kindere... En dat ’n kerel die zeven gulden moedwillig had weggesmeten... Nou lag je onderstand ook... Je daalder in de week en je vijf rog-gebroojen... En zoo midden in de winter...
Bij het lamplicht zat ze daarover te mokken.