KEUKEN]AMMEK 37
ken het meest de aandacht, had de jonge huisvrouw het liefst. De allerkleinste kon alléén dienst doen voor saus of zoo te warmen, de allergrootste was voor visch.
Mevrouw keek dit alles aan, voelde zich gelukkig. Zóóveel pannen en moderne keukenzaken had geen enkele vriendin. Ze kon rustig haar keukentje laten zien.
Genoeglijk begon zij te koken, nam pan no. 6 uit de kast, vulde haar met water, zette haar op de lustig brandende kachel. Ze had nog nooit gekookt. Als kind was ze op de Tooneelschool geweest, had drie jaar gespeeld in kleinere rollen — toen was de trouwerij gekomen. En noch op de Tooneelschool, noch op het tooneel leer je koken. Wat eenigszins tot je nadeel is, wanneer je de kunst vaarwel zegt. Vroolijk — in wittebroodsstemming —wiesch mevrouw met Mietje de kopjes en tegen den tijd dat water warm werd, liet zij de zak rijst, die ’t meisje gehaald had in pan no. 6 glijden.
„Zou twéé pond voor ons genóég zijn ?” vroeg ze aarzelend.
„Dat weet ik niet mevrouw,” zei ’t meisje toekijkend: ,,’k weet niet hoe móéder ’t doet”...
„Ik weet wèl,” zei mevrouw, dat een paar pond doperwten in den zomer niet héél veel is — maar rijst zet nog al uit, niet?”
„Ja dat doet ze zeker,” bevestigde Mietje.
Mevrouwr zat prettig voor het fornuis, de voetjes op een stoof. De heele kokerij beteekende niks. Als je maar je verstand gebruikte ging het van zelf. De éérste menschen hadden ’t ook niet geweten, tóch behoorlijk gegeten.
Met een der zes geëmailleerde potlepels doorroerde zij de pan, die niets anders vertoonde dan melkig water en een bodem van rijst. Je had maar bij tijden