VEGETARIËR. 99
„Nee, er is geen vleesch in,” zei de oude dame. „’t Is verbazend,” zei ik, lepel voor lepel proevend : „Hoe is ’t mogelijk! Dat heb ik nooit geweten. Wat doet u er dan in, mevrouw?”
„O,” glimlachte ze: „’t recept is heel eenvoudig: „ik imiteer schildpadsoep, dat wil zeggen: ik kook bruine boonen, pers die met water en al door een zeef en zoo krijg ik bruine-boonenwater dat ik met specerijen en kruien nèt zoo krachtig en smakelijk maak als vleeschsoep. *
„Ik heb in geen tijden zulke voortreffelijke soep gedronken, ” zei ik uit den grond van mijn hart: „en om u te bewijzen hoe oprecht ik ’t meen, ben ik zoo onbescheiden een twééde bordje te vragen.” Baks keek me glanzend aan.
„Zie je,” pochte hij, „zie je dat ik gelijk heb gehad ? In den smaak van het eten is dus géén verschil en de voedingswaarde is dezelfde. Als je strakjes van tafel opstaat ben je een bekeerd vegetariër. ”
„Best mogelijk,” zei ik, „maar ’t is de vraag of alle vegetarische keukens zóo uitstekend behandeld worden.”
„Dat scheelt niet veel,” verdedigde hij: „ofschoon mama er een bijzondere slag van heeft.”
Na de soep kregen wij croquetjes —, ik weet niet van wat, maar weer héél lekker —, daarna groenten met puré van aardappelen, héél lekker — daarna nog een rare schotel, ’k weet niet meer wat—, toen dessert met véél vruchten.
Ik verzeker je, dat ik het vleesch héélemaal niet miste. Na twee borden van zulke pittige boonen-soep was ik méér dan voldaan. Het was een prettig, opgewekt diner geweest en om de oogen van de jongste zuster wenschte ik mij honderd van zulke vleeschlooze maaltijden.