ART: r*s. 53
Staal. Heelemaal niet, burgemeester.
Kunst. Ik stel dan voor, mijneheeren, om ook dit stuk, dat blijkbaar door ’n waanzinnige geschreven is, te verbieden. — Niemand ’r vóór? — Dan wilt u wel zoo vriendelijk zijn, commissaris, om aan die Rotterdamsche komedianten mee te deelen, dat ik dit stuk op gronden van zedelijkheid verbied. (De telephoonschel gaat over) Wil u even luisteren?
Staal (luistert aan den toestel). Hallo! Burgemeester, ’k gelóóf Binnenlandsche Zaken! (de burgemeester loopt op de telephoon toe).
Kunst. Jawel, Excellentie? Wat zegt u, Excellentie? (nijdig) ’k Heb nou geen tijd, schat! (Schelt af. De schel gaat driftig over. Opnieuw praat hij in bedwongen ruzietoon) *k Zeg je toch dat ’k geen tijd heb, schat! Ja! ’k Héb ’n stof uitgezocht! Mot dat nóu? — ’n Grijs ruitje! — En waarom wil jij geen grijs? — *k Heb geen tijd meer, engel! (Schelt af de bel gaat wéér driftig over. Zich kwaadaardig inhoudend, luistert hij nog eens) ’k Zeg je toch dat *k zitting heb! Dan moet de kleermaker van avond komen! De hond, wat nou van den hond? ’r Is hier in ’t stadhuis geen plaats! Dan zal ’k ’m over den looper dragen, lieveling! Nee, waarachtig, ’k heb geen tijd meer! (Schelt af gaat zitten. De schel gaat weer over) Stom, wees zoo vriendelijk en zeg dat ’k na de secretarie ben gegaan.
Stom (voor den toestel). Mevrouw... Mevrouw... (tot den burgemeester) Ik kom niet an ’t woord! (in den toestel) Mevrouw ... Mevrouw ... U spreekt met Stom!... (hij geeft het op)
Kunst. Dank je wel, Stom. Dank je bizonder. Mijneheeren, de zitting duurt voort. Commissaris ...
Staal. Verzoek van de Koninklijke Vereeniging „Het Nederlandsch Tooneel”, om Woensdag over