Tol {lezend). tDe politie over de schouwburgen, herbergen, tapperijen en alle voor ’t publiek openstaande gebouwen en zamenkomsten, openbare vermakelijkheden en (schuchter).... openlijke huizen van ontucht behoort aan den burgemeester. Hij waakt tegen doen van met deopenbareorde of zedelijkheid strijdige vertooningen."
De Wet. Da’s niét duidelijk, da’s lang niet duidelijk.
Tol (vkorzelig). Wat is niet duidelijk?
De Wet. ’k Heb ’t tegen den burgemeester en niét tegen u. Ben ü voorzitter of is ’t de burgemeester? Ik zeg, burgemeester, dat, dat je op mot passen om je vingers niet te branden, want ’r staat, as ’k ’t góéd heb verstaan — góéd verstaan én de secretaris da’s twéé! — de politie over de schouwburgèn, over de schouwburgèn is an de burgemeester. We hebben hier maar één schouwburg!
Tol. Mooi zoo!
De Wet. Wat is ’r mooi zoo?
Tol. Ik zeg enkel mooi zoo. Dat mooi-zoo schijnt den wethouder-van-onderwijs te hinderen. De vorige vergadering heeft u ons óók zoo’n half uur opgehouen met niemendalletjes, met rozijnen die geen krenten en krenten die geen rozijnen waren.
De Wet. Voorzitter, ik teeken protest an tegen ’npersoonlijk feit. De secretaris maakt altijd toespellingen op me zaak, burgemeester, ’n zaak waarop de heele gemeente trotsch is! Ik vraag: staat ’r schouwburgèn of schouwburg?
Kunst. Wethouder de Wet, ik heb alleen te waken tegen ’t doen van met de openbare orde of zedelijkheid strijdige vertooningen. De rest is bijzaak.
Stom. Natuurlijk! Herbergen, tapperijen, huizen van ontucht, schouwburgen da’s één pot nat.
De Wet. Ik zeg nog is dat ’r schouwburgèn staat....