Tol. Scheelt ’r wat an? Ben je niet goed in orde? Je ziet ’r uit, alsof je niet op je bed ben geweest.
Staal. Dat ben *k ook niet — al drié nachten niet — ’k sta gewoon in m’n schoenen te duizelen! (valt slap op een stoel), ’k Mot effen zitten.
Tol. Glaasje water?
Staal. Asjeblief! (drinkt gulzig). En nog een asjeblief! (De secretaris schenkt in, Staal drinkt bevend). ’k Dacht zóo, da’k van me stokkie ging.
Tol. Wat is V dan gebeurd?
Staal, ’n Beetje harder. Denk an me ééne oor.
Tol (luid). Wat of ’r gebeurd is!
Staal. Gebeurd! Gebeurd? Dat houdt niet één commissaris-van-politie uit! Weet ü wat Polybus is? Nee? Dacht ’k wel! En Cadmus? En Delphis? En Kreon ? En, en ... Da’s goed om iemand na Mééren-berg te helpen! Honderd van zulke vragen kan ’k je stellen, meneer! Tweehonderd! Driehonderd! Duizend! (De bode draagt een nieuwen stapel boeken aan, gaat weer heen). As ’k één oogenblik had kennen denken, meneer de secretaris, toe ’k me anstelling kreeg, dat ’r zooveel van die dingen, die beroerde dingen op de wereld geschreven zijn, dan was ’k liever gewoon politieagent geworden! (driftig). Da’s geen doen! Da’s erger as iemand de duimschroeven anzetten! (driftiger). Dat kletst van, van, van Ismeen en Pluto en Jupieter! ’n Dronken kerel die je van straat opneemt en in de bak zet, praat gezonder taal! (de bode legt een derden stapel op tafel, gaat heeri). Da’s nog lang niet alles! ’k Heb gewoon ’n gevoel of ’k lood in me hersens heb! ...
Tol. Je kan toch niet verlangen, commissaris, dat meneer de burgemeester, die tot over de ooren in ’t werk zit — zoo pas weer zès paar getrouwd, zès! — dat-ie zélf al die prullen leest? Daar zouen de gemeentebelangen te veel onder lijden! Niewaar?
Schetsen Falkland. X. x