DAGBOEKFRAGMENT. 23
en weer teruggeleund in de ouwe stoelen, den papaveren, geheimzinnigen schouwgloed bestaren. En als ge dan gereed zijt, ’t slot met weemoed en trots — doch in den toon, liefste zus — hebt gelezen, dan zult ge voorzeker uw extase uiten in een: „pa, wat hebben ze u dien dag héérlijk in ’t zonnetje gezet.”
Eergister, Vrijdag, 10 Februari, groeide de zaak als een vreugdeloos ding, bij ’n kop thee en ’n vier-cents-sigaar. Voor de vierhonderste maal steeg het Falklandje uit z’n mysterieuze windselen. Negen jaar lang zag ik mijzelven — liefste Minny, voor de schrijftafel gebogen, in de stilte van ’t huis, in de raarste en ook wel gedegenste omstandigheden. Ventlief, sprak ik, heen en weer loopend — ja, ik zeide lieve vent of ventlief — dat getal 400 in een lijstje, gelijk bij tooneeljubilea geschiedt, is een nieuwe kroontjespen en eenige ethische gedachten waard. Het is een berg, ventlief, een berg novel-listiek, mislukt willen, hatelijk pogen. Als ’n mol zoo geduldig gravend, als ’n rat zoo vinnig knagend, heb je ’n heel brok levensgebeuren beknabbeld, ’n gebrekkige maar goed-bedoelde lexicon geschapen voor novellisten, roman-schrijvers, drama-dichters, die uit hun duim geen bezielende sappen weten te zuigen. Nog ben je pas aan ’t begin, ventlief. Je Droom, je rêve d’amour, was der Menschheid eene keur van duizend-en een te legateeren, telkens wat nieuws, wat kleurigs, wat geslaagds. Beken het, ventlief, dat was je ijverzucht, je verlangen, je gretigste, innerlijkste gloeiing. Duizend-en-een droomde je in luciede buien, overtreft Lope de Vega, Calderon . .. De Arabische vertellingen alleen prikkelden, hinderden je. Goed, zei je, dan geven wij er een duizend en twéé of ’n vol dozijn doorslag. Je zag reeds dertig bundels a zooveel den bundel