20 DAGBOEKFRAGMENT.
in de geordende stad, den zoeten prikkel tot dag-boekerij. Als ’k de bladen overzie, vóór ze (toch waarlijk) blanco werden, stuit 9k op algemeenheden, te algemeen zelfs voor een alles uitgevenden uit-geverstijd — als:
„3 Januari. Het was heden een onaangename „dag. Ouwejaarsavond gegeten. Nieuwjaarsdag weer „gegeten. Gister ook gegeten. Eendvogels bij Jaap. „Trein verzuimd. Laat aangekomen. Thans malaise. „Een vol uur heb ’k op de eenigszins te kleine „sofa — m’n beenen zijn er te lang voor — naar „de dorre takken en den melkklonterigen hemel »liggen kijken, zonder acute gedachten-bestuiving. „Ik vermeen dat een auteur nóch op Ouwejaarsavond, „nóch op Nieuwjaarsdag, nóch op den volgenden, „zijne matigheidsoverwegingen onder den drang der „algemeen-menschelijke fuiverij uit het oog moet „verliezen. Het vreemde is dat men te stevig gevoed „niét werkt en te slecht evenmin. Smulpapen „brengen bezwaarlijk schoone letteren voort, een „uitgehongerde evenmin. De gulden middenweg „(behalve die van Watergraafsmeer) schijnt aangewezen, en, ei!, die middenweg is door z’n guldenheid „schokloos. Het is jammer dat de sofa niet langer „is. Ook jammer dat de hemel zoo klonterig deed. „De dag is ten einde. Ik heb slaap en weinig stijl. „Twéémaal het woord evenmin gebruikt. Hemel, „zoude ik afmatten?” —
„4 Januari. Er is heden veel gescheld. Huur „betaald. De gasmeter is opgenomen. Overigens „niets (volgen drie regels tittels)”
„9 Januari. De dag was zeer slap, weinig gewerkt, veel gerookt....”
„14 Januari. Vandaag bezoek van G. Een „hoogst aangenaam, bezonken, mitsgaders innerlijk „mensch. Hij verhaalde mij een zéér pijnlijke geschie-