88 CROQ UE TMANNETJE.
die hij ijverigsnel in mond rondtolde ter afkoeling. Laatst stukje croquet smeerde hij op boterham, als paté de foie gras, leunde achterover, at, at, at, langzaam gemaal van kinnebakje, slaaprig gedommel van grijze oogen. Het had geen twee minuten geduurd en weer kwam hand onder koon, bijkants dezelfde houding van straks, hoofd beenig, bleek, sproetenoneindigheid. Maar er hinderde hem iets. Uit lucifersbakje nam hij lucifer, brak die door en zacht begon gepeuter tusschen tanden, jacht op draadjes croquet. Ook dat duurde kort. Beurs kwam uit zak.
Vingers grepen een dubbeltje, dat hij naast bord lei en soezerig, kalm-aan stond hij op, nam hoed van kapstok, trok jas aan, keek even in spiegel en ging heen, zig-zaggend tusschen tafeltjes.
Abusievelijk werd hier en daar ingelascht, dat wij mogelijk meer van croquetmannetje te weten zouden komen. Dit was voorbarig. Het gelukte ons niet eenig interessant bericht over hem te vernemen. Is ook feitlijk onnoodig. Want gesteld dat over èlk bezoeker van Mast, croquet-etend of niet, verhaal ware te schrijven, zou schrijven, dan nog genoegen zijn en leven hébbelijk ? ’t Moet bij dit blijven.