DONATOS, EENBEENIGE CLOWNS. 53
Wil, met de kruk als geweer over den schouder, staat in positie, onbeweeglijk op het eene been.
Bil komt naast hem, schoudert de eigen kruk.
De twee clowns slaan de armen om elkanders middel, stevig elkaar omvattend.
De muziek speelt een militaire marsch.
„Baaataljon ... En avant!”
Onder de twee lichamen, nu één geworden, mar-cheeren stram de twee beenen. De kepis staan schuin op de pruiken. De witte gezichten, als verkalkte menschenkoppen, lachen in de zaal. De krukken steken als geschouderde geweren en de muziek tettert vroo-lijk en opwekkend: „Salut, salut a la garde qui marche, salut a tous ces vieux drapeaux.” Loopend als invaliden, als afgedankte ouwe soldaten, altijd lachend, marcheeren ze af. Het witte gezicht van Bil is ’t laatst zichtbaar om den rand van de groene coulisse (zwakker applaus).
Nou maar die is goed, hoor —, se sijne goed die twee. Wat seggie? Goed?... Se sijne héél aardig, héél aardig, hoor. .. Nou en toen die danste, hè ? ... Hèhèhèèè!... Hè je sijn pantalon gesien... Hèhèhè!... Se sijne heel aardig, héél aardig... Wat komt ’r nou ? ... nou komt ’n chanteuze ...