DONATOS, EENBEENIGE CLOWNS. 49
righeid van schmink. Felle randjes zwart ombisten de oogen. De ooren, roodaangezet, schulpen kleuren op hel kalkwit. De kleinste, Wil, heeft vurige teringplekjes gedoopt op het wit van zijn koonen. De grootste, Bil, pootig van schouders in den roo-den hanssop, maakt de menschen aan ’t lachen. De kleinste, stiller, kijkt met de zwart-omrande oogen rond, vindt het onnoodig om grapjes te geven als saus bij die groote grap van z’n ééne been.
Bil, druk, zingt met hoog falsetgeluid... Titeriiii!... Titeriiii!... Wil, vlug, smijt de zware schouderkruk weg, die Bil handig opvangt en springt op de withouten tafel. De groote, hoög-zangerig, gooit hem zijn zwarten hoogen hoed toe, dien de kleine met gestrekten arm vooruit houdt. Dan met een aanloopje schurkt Bil het lichaam omhoog, een oogen-blik steunend alléén op de kruk en het gezonde been tipt den hoed uit de hand van Wil, die als een ooievaar ingeplant staat op de tafel (applaus). Wil Wipt van de tafel op den grond, neemt zijn kruk en kijkt toe, terwijl Bil, falset-zingend, een stoel boven op de tafel zet. Even meet de kleinere Wil den afstand. De kruk vliegt over het tooneel naar den ander, die haar opvangt en breede monden tegen het publiek trekt. Wil neemt een aanloop en Bil plotseling-aandachtig houdt den stoel vast. Enkele momenten angsthuivert publiek. Het been zet af, springt op, mist het zitvlak van den stoel, die kantelt. Maar de groote vangt den kleine op en zingt... Titeriiii! Titeriiii! (applaus). Wil staat dadelijk weer klaar om den sprong over te doen, den sprong met het eene been van den grond öp den stoel, die Bil weer op tafel gezet heeft, met een clownsgrapje. Onder elk der vier pooten doet hij wat speeksel, grinnikt... Titeriiii!... Titeriiii!... en wacht den nieuwen sprong van zijn kameraad af. De muziek
Schetsen Falkland. III. 4