DONATOS, EENBEENIGE CLOWNS.
Gróót lach-succes der wereld.
Als ze opkomen is er gelach.
Dat ééne been bij allebei is zoo komiek.
Je kunt nooit weten of ’t ander niet vermoffeld is in den wijden clownshanssop.
Zulleke kemieke clowns. Je sou soo denkedatse twéé beene hebbe. Wel je sou d’r op sweere, sóó vlug as ze loope en springe. Wel gompeldegompie. Wat se tegenswoordig al niet versinne. De wondere sijne de wereld nog niet uit. Gewoon 9n mirakel. Hoe is *t gosmogelijk wa-je toch al niet voor je sente te sien krijg. Doe jij nou is op je twéé beene wat soo’n clown op sijn ééne been doet. Dat kè-je niet. Nou maar probéér ’t is. Nou daar sou je lèèlijk van opfrisse ... Kijk ’m nou is... Hèhèhèèè!.. . Hoe versinne se-’t... Tjè ... Tjè ... Tjè... Hèhèhèèè t
De Donatos hebben een tafel naar den voorgrond gedragen. Onder den rooden hanssop stap-tippelt het eene been in zwart tricot. De beenstompjes zijn onzichtbaar in de roode bultingen van het narrepak. Om de wat te dunne halzen plooien de geplis-seerde beffen. Daarboven de scherp-magere gezichten, scherp van lijning, zelfs in de strakke kalke-