KOMEET. 107
zwartvegen. Het pijpstompje stak uit zijn mond, bruin en vuil en rooksliertjes spoten weg uit den vrijen mondhoek. De weg, zonnig en stoffig, lijnde voort langs aardappelvelden in bloei, langs velden met boon en, groenend om takken. Piepertje keek rond, nog zwaar van de weeën der pons. De weg liep wat af. Zijn eene been zette hij tegen het paard an om den wagen af te houden.
Hij was zoo een droog, komiek manneke op den eenzaam-opglooienden weg. Hot! Hot! riep hij het paard toe en hardop tusschen twee sterkere rook-smakkertjes sprak hij tot zichzelf, bij het sterker dreunen van den puingrond: „De staart lapt ’t *m...n