DA-GEN. ioi
„Jawel mevrouw.” %
„En als je ’t hek uitgaat, zeg dan meteen aan dien viezen jongen van Bol, heet hij niet Klaas ? — dat hij niet zoo vervelend, zoo schrikkelijk-vervelend, heen en weer moet draaien, want Wimpje mag vandaag niet meer uit.
Morgen mag hij weer je paardje zijn, hoor je, Wimpje ?... Vandaag moet paardje naar stal, niet waar?” ...
Wimpje trok lijntjes op het luxe-papier en mevrouw, geënerveerd, leunde achterover, chevrau-leer muiltje opwippend, er over denkend of zij mokka-gebak èn pralines of enkel mokka-gebak bij de thee zou nemen.