46 DE RECENSIE.
ehrenvolle Carrière künstlerischer
Ernst____
En terwijl Saar’s lijzige stem *t Duitsch nóg eens verschrompelde tot ’n bargoensch gedoetje van-alles-en-nog-wat, oom Sem plezierig z’n hoofd schudde, tante Bekkie glimlachend luisterde asof ’t niet kon, asof ’t gös-önmogelijk was, zat zij maar te knikke-len naar de lamp, enkel te knikkelen, zaligjes, tot op-huilen-toe genietend, zóo dankbaar, zóó geroerd-dankbaar dat God zülleke wonders verrichtte....
„Nou?” — vroeg Saar: „hebbe we 'n greintje overdreven?”----
Oome Sem zweeg, paf, gewoonweg onderste boven.
Z’n grijsbaardige kop wiegde van verbazing soe-zig heen en weer, alsof het geluid zooveler woorden hem links en rechts de ooren beduusde.
Tante Bekkie veegde d’r tranige oogjes, d’r rooie altijd ontstoken oogjes die moeilijk in *t licht keken. Ze dee als oom Sem, liet het dor hoofdje op de geweldige ontroeringsgolven drijven, tuitte haar mondje, klepte d’r tong tegen ’r kurkig verhemelte, wat allemaal verkouen kippegeluidjes gaf en zonder meer aan moeder èn Saar èn oom Sem het wónder luchtte, het wonder dat toch eigenlijk niet kon
— gós-onmogelijk leek....
„Ja — da’s ónze Joozep — da’s m ij n Joozep*
— zei moeder, vreemdlijk-gelukkig.
Ze zag niets van de kamer, niets van het tafelzeil, niéts van de lamp, niets van ’t gordijn, niets van idioot Brammetje dat ’t lucifersdoosje spelend beplukte, niets van het vele dat de ooglijn doorsnee.
Ze was in het land van Nirvanah, zónder lichaam, zónder zorgen, zónder omgeving, zonder één ding van reëele wrijving, zonder iets dat je tasten, ruiken, omvatten kon — ze staarde, lachte vreemdlijk, lachte de wijde verte toe waarin als een ijl dampje