44 HET GEOLIED BORDJE.
Wie was ’r naar boven gekomen? Wie — zónder schellen?____
Wit, onbewogen, zat ze toen de deur open werd geduwd.
H ij was ’t niet.
Schoonvader, norsch, met de vreeselijke t ij d i n g op z’n gezicht stoof binnen.
Ze hoefde niet te vragen.
Hij zei dadelijk, zonder complimenten: „Mis!”
„O, O,” zei Coba versuft.
Met lippen geschroefd van kwaadaardigheid, liep hij op en neer.
„Waar is Edi?” vroeg ze zacht.
„Edi! Edi!” snauwde hij: „Vóór! Durft ’t je niet te zeggen! De stommerik! Die dokter van ’t jaar nul”....
Haar tranen bedwingend — strak van ontzetting — nam ze het pakje met de visitekaartjes, stak het in den zak en lichtbevend knoopte ze het oude touwtje om het vettig bordje. EDI BING, ARTS.
„Smijt ze in ’t vuur!” gromde de oude heer: „eerst acht jaar niks uitvoeren — dan ’n vrouw die ’m van z’n werk houdt!”
Ze antwoordde niet, keek triestig naar de rozen, de boschviooltjes, sloop naar de voorkamer, waar moeder bedrukt zat èn Edi.
„Lieve, goeie Edi —’ktrek’rme niks vanan”, zei ze, z’n gebogen bleek hoofd dat niet meer aan studie gewend was, in haar handen nemend.
’t Rijtuig met Henk en Johan in d'r rokken hield voor de deur stil.