22 AANZOEK.
drong Suus aan, thans droomerig de maneschijn-scholgraten bestarend.
„Daar blijft-ie bij éten,* smaalde ma : »dat zegt-ie als-ie klââr is.”
„Had me niet ’t eten vergald,” verweet pa.
„Egoïst!” schold ma schamper: „ik die nog geen hàp heb gegeten”....
„Had wèl ’n hap gegeten," zei pa, driftig opstaand: „ik kwam binnen — toen begon jij over de schol”....
„Nee, ’k zal me mond houen,” glimlachte ma verwonderd: „vóoreergister kouwe lappen en hard geworden capucijners* ....
„Had ze warm gehouen — als je ’n huishouen verstaat,” zei hij driftig.
„Wel zeker ! — Wel zeker ! — Als ’t weer gebeurt ga ’k met Suus vooruit eten, kan jij de kliekies krijgen! ’k Zal me uithongeren voor jóu!”
Afgemat zweeg ze.
En pa, in den stoel bij ’t raam, zwéég.
Toen klonk nog eens Suus’peinzend-klagende stem.
„Zeg u dan of ’k ’m némen zal, pa!”....
Er kwam geen dàdelijk antwoord.
Tegen acht uur werd in ’t zijkamertje een kil-klukkende verlovingskus gegeven.
Tegen negen, at ma ’n paar beschuitjes met marmelade.