47
de hoogste schaduwlijnen, aanplonsend uit het donker en pijnlijk, hortend wegstervend in het donker.
Flets en scheemrend begint het daglicht over de vormen te dagen, lichte streep boven de linksche huizenrij.
In de kamer is alles gezellig. De lampen branden en ik lig nog wat lui. Door de tullen gordijnen zie ik het donker buiten, buiten, waar de dingen in nacht staan te droomen. Wie daar mogelijk nu gluurt, ziet mijn kamer, de boeken, de lampen, de prenten, ziet ook mijn levenlooze silhouet en mijn gebukt stilzitten.