POES.
Poes is bevallen.
Het is geen wereldgebeurtenis.
Maar wijl het leven voor elk onzer stadsmenschen tusschen vier muren voortzeult, is het niet meer dan logisch dat de kleine dingen, die wel tusschen die vier muren willen plaats hebben, in onze fantasie tot levensgebeurtenissen aangroeien. Mogen de sterke mannen, wier harige lichamen, sportkuiten en koffiehuiskracht gezonde verweermiddelen tegen deze evenementen zijn, Falkland beschouwen als een rustige oude tante, hij waagt het, zij ’t ook wat angstig van een zoo onaanzienlijk iets een verhaal te doen, dat bij geen duizendste benaderen zal, de wonderlijke aandoening, die hij ondergaat bij het zien van Poes en haar vier kinderen.
O, groote menschen, die in je leven bestaat van de meest gedrochtelijke uiterlijkheid, die nauwelijks meer lachen kunt een frisschen, open, eerlijken lach, die wentelt in al de bedenkingen van je vetten, beduimelden maatschappelijken kring, die rondhost in aapjes, je handen vermoffelt in dierenvellen, je neus ophuifelt boven je snorspietsen, je schoenen wringt in gelakte