Het napretje van dit alles bleef de omeletpan. Hoe krijgen vrouwen in ’s hemelsnaam zoo’n ding schoon, wanneer het vet er aangebakken is. De waterleiding loopt er een uur kletterend op. Het helpt niets. We hebben gewreven met oude kranten: eenig gevolg dat de inkt aan het vet vastplakte. Nu is dë pan zwart, vies, vet. Welke geëmancipeerde vrouw geeft advies. Want morgen — morgen de eerste dag der maand, morgen, de dag van rijkdom, salaris en weelde — morgen moeten we eieren bakken.
Ik wil alleen nog zeggen dat Strindberg minder vrouw-hatende drama’s geschreven zou hebben, als hij ooit voor acht botjes had gestaan. In Vader roept hij: „En gij, mijn vrouw, gij waart mijne doodsvijandin, want ge liet me niet eerder los, voor ik voor dood bleef liggen.” Larie, Strindberg. Bak botjes.