HUISHOUDEN.
Ik ben vandaag lang in bed gebleven. Wanneer je de wetenschap hebt, dat je nihil bezit, dat het onaangenaam kletsregent, dan is het aan te bevelen om onder de dekens te blijven. Lou was naar de snijkamer. Ik heb iedereen laten bellen, niet kunnend veronderstellen dat de een of ander geld kwam brengen. Een heeft er twee, drie, viermaal gebeld. En nijdig. Een nijdig, langdurend gebel is van een beertje. Maar onder de dekens heb ik meer geduld dan zij.
Eerst om één uur schoot ik er uit. Na een ontbijt van brood, thee en een gepofte haring, ben ik aan het werk gegaan. Onaangenaam aan het werk. Er was geen tabak in de pot.
Tegen vijf uur kwam Lou thuis van de snijkamer. „Wat breng je daar mee ”
„Da’s mijn geheim.”
„Toch geen praeparaat?”
„Nee... visch...”
„Visch?”
„Ja... botjes...”
„Ben je bij La Fuente geweest?”
„Nee... Er kwam een botboer voorbij... Toen heb ik er acht voor vijftig cent gekocht?”