85
A ns i n g (stotterend). ’k Had Vrijdagnacht — om tweehonderd vijftig bossies ’t dekblad gelegen — en Zaterdag nog is otn tweehonderd vijftig — ’k doe enkel handwerk — geen blokwerk ...
De officier... Waarom maak jij thuis sigaren ?
A n s i n g. Omdat ’k ’s avonds niks om hande hei en op stuk werk...
De officier. Nou vertel je me toch heel-gewone dingen en je oogen gluipen telkens weg alsof je op heete kolen zit. Waarom woon je niet bij je broer in?
Ansing. Omdat ze me niet magge — ’t is altijd mot.
De officier. Juist — en bij ’t middageten, om één uur, heb-ie weèr mot gehad — heeft je broer je ’n klap om je ooren gegeven — heb je ’s avonds in de herberg van Putten verteld, niewaar P — Waarom hebben jullie mot gehad?
Ansing. Omdat... omdat ’k niet wou hebbe dat — dat Santje water op me bord smeet. . .
De officier. Santje is dat ’t dooie meisje van drie jaar?
Ansing (dof-angstig). Ja.
De officier. Kijk me an! Dus dat meisje zat jou te plagen.