129
’k ’r niet bij me schoonvader vond, hei-’k nog me bek gehouen, want me vrouw wist van niks — me vrouw weet nog van niks-—me vrouw weet niet dat ik, ik... (staart zwijgend, op, naar den grond).
De officier (na een stilte) . .. Ais ik als mènsch had te oordeelen, Jan Arend, zou ’k meenen dat je zwaarder ben gestraft, dan menschen ’t kunnen, maar de loop van ’t gerecht valt na ’t gebeurde, na ’t openbaar onderzoek niet te stuiten — dat mag ’k niet — dat mag niet (schelt — een stilte).
Jan (dof.) ’t Is beter zoo. As ’k me vrouw maar niet terug hoef te zien.
De officier. Je blijft in arrest.
Jan (moeilijk zn voorhoofd bewrijvend) Da’s goed. Da’s goed. As ’k me vrouw maar niet — maar niet —
De officier (tot den bode). Deze man blijft tot m’n beschikking — Ansing Arend!
NEGENDE TOONEEL.
De officier van justitie. Een schrijver. Een bode. Ansing Arend.
De officier, (zit in gedachten — dan tot Ansing die binnengeleid wordt) ’k Ben straks har