122
.T an. De tabak. Ze waa nattig, ’t Scheelde ’n week later tien pond an wicht....
De officier. Wel! En waarom heeft u dan niet dadelijk gereclameerd?
Jan. Omdat...
De officier.... Omdat u liegt.
Jan (heftig), ’k Lieg ’r geen woord an — geen woord!
De officier. U heeft den deurwaarder geantwoord (zoekt)... „Te vroeg gepresenteerd.”
Jan. Dat is zoo. Dat kwam ’r bij. Afspraak was dat ...
De officier. Hou je mond maar. ’k Heb meer te vragen. TT heeft de raampen récht geslagen niewaar?
J a 11 (onrustig den zakdoek wriemelend) Ja — dat — dat meen ’k.
De officier. Toen u de deur achter u sloot had u in de eene hand een kistje sigaren voor uw schoonvader, in de andere een wandelstok. Niet waar? (Jan knikt schuw), ’n Kistje sigaren voor ’n schoonvader die niet rookt — da.’s iets zeer bijzonders. En de wandelstok •— waar is de wandelstok gebleven ? TT heeft geen wandelstok meegebracht — zegt uw schoonvader.