113
en nou was de boveste laag enkel zwarte haartjes — rijst met zwarte haartjes ken je niet gemoedereerd verkoope ...
De officier. U heeft dus zéker Jan Arend met ’t kind zien heengaan ?
Post (de vingers opstekend)... Zoo waarlij k hellepe mij ...
De officier, (op de schrijftafel kloppend). Geven eeden asjeblief!
Post. Nee, WelEdel-Edelachtbare.
De officier. Als Jan Arend dus heen was gegaan met z’n dochtertje, dan moet de deur om vijf uur door ’n ander zijn dichtgetrokken, niet waar ?
Post. U haalt me de woorden uit me mond, WelEdele...
De officier En heeft u ook gezien of
Jan, ik zeg Jan, ’n kistje sigaren en ’n wandelstok droeg?
Post. Nee, néé, die ken-die niet gedragen hebben, want voor de deur, nam-die z’n hoed van z’n hoofd en veegde z’n voorhoofd met z’n zakdoek. Zóó.
De officier. Dank u. 'k Had me anders wel kunnen fantaseeren hoe zoo iets gecompliceerds gebeurt.
8