103
Jan. Draait-ie dan de kast in?
De officier. Natuurlijk. Kwaadaardigheid, achterlijkheid hebben ’m gedreven... (tot den bode) Grijs Blankert! — En dezen getuige niet bij de andere laten. TT kunt zoolang gaan.
DERDE TOONEEL.
De officier van justitie. Een schrijver.
Een bode. Grijs Blankert.
Gr ij s (binnengeleid door den bode). Morrege ■— morrege, meneer.
l)e officier. Is u Gijs Blankert?
Gijs. Ja — ja — die ben ikke, meneer — Gijs, Gijs Blankert...
De officier. Daar staat ’n stoel...
Gijs. Nee, ’k zei niet gaan zitte — ’k heb al zoo lang gezete dat ’k ...
De officier, ’t Is goed. Wil u asjeblief even héél precies antwoord geven op wat ’k u vragen zal.
Gijs. Ja. Ja. Werorn zou ’k niet antwoorden?
De officier. Ligt uw dochter Gijsje ziek bij u thuis ?