'Nou mevrouw/ zei Sien gezellig blij: 'de poes zal niet met d'r maag wegloopen. Ze hebben gegeten, gegeten! Gossiemijne wat hebben die kinderen gestouwd! Daar sta 'k verbaasd van!’
'Ja ze kunnen goed eten/ knikte moeder.
'O, moe, we hebben zóóveel pannekoeken gegeten/ vertelde ik uitbundig: zus drie en ik vier F
'Zoo/ zei vader: 'daar kun je 't bést mee stellen. Toen ik jong was, heb ik wel eens minder gegeten!’
‘Nou maar, wat meen u meneer!’ viel Sien beleedigd uit: ‘denk u dat 'k de jongeheer en de jongejuffrouw alleen pannekoeken voorgezet heb? Dat zou wat moois wezen! Nee hoor! - Vertel is jongeheer wat je nog meer heb gehad!'
'... Nou/ zei ik: 'we hebben eerst soep gehad en toén vleesch en aardappelen en toén.. .'
'Maar Sien!’ knorde moeder: 'hoe kun je nu toch zoo dwaas zijn, om voor kinderen zóó’n diner klaar te maken. En nog wel soep ook! Moest je je nu zóó uitsloven?'
'Ach wat!' lachte Sien glunder: 'ik heb altijd me soepie as 'k bij ü gewerkt heb!’
‘Dan heb je zeker geld te veel/ meende moeder.
Wel nee, mevrouw/ lachte zij weer: 'ik kook de beenen nog is af voor 'k ze wegbreng
'Heb je de beenen van vanmiddag nögeens in je soep gedaan?' vroeg moeder met een eenigszins onpleizierig gezicht.
'Nou öf ik!' zei Sien sekuur: 'd'r blijft veel te veel kracht in, om as je
ze eens gekluifd heb - ze zóó maar te verkoopen
Sien is lang dood - maar dat bordje soep vergeet ik niet licht.
ANGSTAVOND
Mijnheer Duimelaar zat in z'n hemdsmouwen voor een broodje met kaas en een kop koffie. Mevrouw Duimelaar dutte. Het Keeshondje tukte. De meid was in de keuken. Aldus was de situatie, 's avonds half elf, toen er gescheld werd.
Mijnheer Duimelaar lei met beslistheid z'n mes neer, luisterde.
41