DE PROEFNEMING GELUKT. 5
stond, zag ze ’t zoldervenster fel-verlicht, ’t witte gordijn neer en daarachter de akeligste schaduwen, alsof meneer an de droogstokken schommelde. En benee in de huiskamer alles donker....
Ongerust schellend, zenuwachtig-rukkend, zonder dat Tutu en Zo aansloegen, had ze wel tien minuten moeten wachten, eer meneer op z’n kóusen en zweetend asof-ie uren gedraafd had, open dee. „’k Dacht dat ’r onraad was,” had ze gezegd. „Onraad — we zaten in ’t donker te praten,’’ had meneer hijgend geantwoord.
Op dat gejok had ze gezwegen, in de keuken nog wel ’n dik half uur op Kobus wachtend, die met Tutu en Zo naar den hondenscheerder was geweest, om de propere diertjes te laten wasschen.
„Kobus,” had ze benauwd gegrommeld: „d’rge-beure hier tegenwoordig dinge die niét zuiver zijn.” Hij had 'r uitgelachen, ’r voor de mal gehouen, ’r op de vette schouders geklopt, ’r in d’r zij gepiekt, zooas-ie wel meer dee as-ie uitgelaten was. Nee, van onzuivere dingen bij de familie Zwaluw geloofde-die niks. Menschen die op geen duizend gulden hoefden te letten, die de mooiste auto van de heele buurt hadden, ’n pracht van ’n Peugeot met magnetische ontsteking en 'n reserve-auto voor vies weer en d’r eigen electrisch licht in huis brandden, menschen die prompt alle dagen be