86 VERDERE SPROOKJES- VAN-DIEREN.
op ’n drafje liep ze naar de stoomtram. Of ze ’m haalde? Ja, ze bofte vandaag. De tram stond op ’t punt te vertrekken. Net nog had ze den tijd om de mand in den bagagewagen te zetten, zelf in te stappen en voort ging ’t naar de stad.
Koosie was óók zoo gelukkig geweest om de tram te snappen.
Wat heb jij gekocht, Koos?”
„ .... Tarbot — maar duur hoor en nie-eens levend”____
____ Nou — ik heb ’n mand lekkere lévende
schol — zè sprong over de rand. — Nou mag ’k lijje dat ze levend blijft tot an de stad — ’t scheelt je alles” ....
„Of ’t alles scheelt? ’t Scheelt je ’t dubbele” ....
„Wil je geloove dat mijn klante tegenswoordig niet koope of de visch mot spartele?”
Ja, ’t scheelt je de hélft” ...
Reutelend schokte de tram en de vrouwen namen d’r zakkies met boterhammen en d’r flesch melk en aten en praatten.
Het is wel heel moeilijk sprookjes te schrijven: sprookjes zijn fantasie-dingen in droomerig woordengewaad. En nu vraag ik u hóé met etende visch-vrouwen, die op d’r dagelijksch brood uitgaan, in den teeren, behaaglijken toon van nevel en geur en maanschijn en zwanen en jonkvrouwen te geraken, laat staan te blijven?
Om tot dit onwelriekend sprookje van visch-in-manden terug te keeren: in den bagagewagen stonden een fiets en wat kisten en ’n doos met jeneverkruiken en ’n mand dooie tarbot en onze mand levende schol. Het was heel raar voor de dieren. Nog geen half uur geleden hadden ze in de bun geleefd en gesparteld en gezwommen en nou zoo