42 CURIEUZE DANS.
Het nuchter betoog is van voortreflijker aard. De Spelen van vroeger zijn de Spelen van nu. De Spelen van nu zijn de Spelen van vróéger.
In het beweren dat Grieken, Romeinen grover vermaak, ruwer genot dan wij kenden, schuilt eene timiede vergissing.
Het is alles zoo gebleven als voor véél eeuwen.
We zijn geraffineerder, perverser.
We bewondren wat vóór de geboorte van Jezus bewonderd werd, we juichen dezelfde ruwheid, dezelfde grofheid, dezelfde wreedheid toe.
We staren verbaasd naar de oude arena’s, de oude folterkampen, de oude gruwelkamers, de oude grimmige ontzettingen.
We meenen dat ’t zoo niet kón, dat de legende liègt, dat een troeble schemer ons van dat verre blóéd gescheiden houdt.
En bij ’n glaassie warreme pons, 'n heete cognac-groc-met-schijfie, *n biertje, verrichten onze gegan-teerde handen hetzelfde goedkeurend geraas van verre, doode, veroordeelde tijden.
Want is er in waarheid een verschil tusschen het vermaak van een Romeinsch arena en dat van onze beschaafde steden?
Tusschen café-chantant-artisten, die in de nok van een gebouw met den dood spelen en de men-schen-van-vroeger ? Tusschen athleten van nu en de menschen-van-vroeger?
Tusschen de acrobaten, krachtmenschen, kunstenaars van een goed circus of een goed „varie-teiten-ensemble” en de menschen-van-vroeger ?
Tusschen de dansen van nu, de dansen van vroeger?
Tusschen al het makabere, schrik-gevende, zenuw-spannende van nu en van vroeger?