178 ANALYSE VAN NOG EEN GEMOEDSTOESTAND,.
diverse vrouwenbonden, las de krantjes der vrouw. Doch niet breed genoeg aangelegd als de meeste der lijdende dames, zag zij als die meeste het uiterlijke van den Strijd. Het innerlijke ontging haar. Zij leed en betoogde naar de zijde van het Zuigelingen-feminisme. Is niet de zuigeling corsetloos, haarloos, adept van vegetarisme, geheel-onthouding, reformkleeding? Zij klom öp omnibussen, zat daar kranten te lezen, de beenen nonchalant gekruist. De mannen deeën ’t ook. Ze reisde damescoupé, stak ’r sigaretten op. Was de tijd niet zoodanig gevorderd om Dames-rooken en Dames-niet-Rooken in te voeren ? Ze floot deuntjes als ze wandelde. Ze deed zoo een oneindige reeks anti-man-zaken, had dédain voor zeep en odeur, verachtte hoeden-met-veeren. In één woord: ze was een karikaturaal aanhangsel der de arbeidersvrouwen-voorbijstoomende Beweging.
Toen vader leefde was ze ’n huissloofje geweest, een sloofje van theezetten, meubeltjes-wrijven, hand-werkjes-prutsen. Vader verstond geen malligheden. Van ’t één uiterste viel ze in ’t ander.
*n Man — het gruwelijk Ding — bleef van haar pad. Ze ver-ouwbakte, kreeg zuigeling-feministische vriendinnen. De metamorfose geschiedde.
Moeder oud, vróég-oud geworden, hield ze in vinnige-opmerkingen-tyrannie. Dagelijks drenzend dreef ze haar wil in ’t huishoudentje door. Varkens-kluif en lapjes werden afgeschaft. Moeder zou zien hoeveel plezieriger en minder zenuwachtig ze zich voelde bij plantaardig voedsel. Ze praatte met overtuiging de anti-levend-voedsel redeneerinkjes na, gaf citaten van professoren en natuur-beschouwingen. En als dan de ouwe vrouw met ’t rimpelgelaatje en ’t sukkelend kinnebakje de voedzame vegetarische maaltijden beklaagde, sloeg dochter’s stem in spijtigheidjes over: