Toen vader overreden was en stierf, waren zij uit de zorg, néé, ineens in goeien doen. Sterker hadden ze niet kunnen boffen. Zonder accident zou ’t endje van allemaal zuur zijn geweest en gebleven. Nou keerde de Ongelukkenverzekering-Maatschappij, bij wie vader zich een polis had laten aansmeren, coulant twintigduizend mark uit, ’n geweldig bedrag, dat mét ’t pensioentje een behoorlijk rentetje gaf.
Eerst had Regina — nichtjes en neefjes noemden haar onkoninklijk tante Reggie — V moeder bezworen de ongelukssom niét aan te nemen, 't geld waaraan vader’s bloed vastzat, ’t kapitaal dat miserabel uit de lucht kwam vallen, als de hoofdsom van 'n zwendelloterij, maar moeder bedacht na de droeve dagen van schrik en rouwe, dat alleen gekken twintigduizend mark weigeren — ze accepteerde, plaatste zelfs op verzoek van de ongelukkenmaatschappij, zooals tante Regina haar warhoofdig-ondankbaar noemde, eene in warme bewoordingen gestelde Annonce-van-dank voor het prompt nakomen der verplichtingen.....
Wat daarna in tante Regina’s boezem geschiedde — om een banaal verbum te gebruiken — moet