Vrienden, er is méérder naïfs op deze wereld, dan gij in uw kinderlijkste bui kunt veronderstellen....
„Laat rustig je raam openstaan, meneer," zei onze kennis.
„Dank je wel," zeide ik — je las zóóveel van inbraak en geweldpleging dat Tc er niet aan dacht —: „’t lijkt wat onveilig”....
„Onveilig!”, stoof de kennis op: „mensch, hoe kom je op de inval. 9r Is niet één zoo’n sekure plaats in heel Holland. ’r Wórdt hier niet gestolen en ingebroken is ’r nog nooit."
„Jawel,” zei Tc: „wat niet is kan komen. Nee, Tc doe de pennen op de ramen."
„Hahaha!", lachte de kennis uitbundig: „zedoen 9t hier niet.”
Hij betoogde nog eens dat de plaats tegen diefstal geïmmuniseerd leek, dat de heele bevolking door en door fatsoenlijk was, dat ieder z’n brood verdiende, dat ’s nacht de honden van ’t dorp eiken vreemde zouen ruiken, dat de helft van de inwoners de deuren open liet, kortom dat 9t malligheid was over de mogelijkheid van ’n zoo gemeen ding als inbraak te praten.