OP MIJN WEL VERSNEDEN PEN DOET. 115
kreupelbosch mijner haren — dikwerf benijdde ik wetender vrienden die mij hun specimen litera-rium inaugurale toezonden, dikwerf mokte ik (in stilte) als ik bedacht hoe deerlijk gering mijne kennis was, is — en nu spreidt zich over deze schrijftafel een berg geweten weten, dat ik dan toch eenmaal wist, een berg die mij (na de aarzelingen en ’t geduizel — zie bóven) een krop van satisfactie, eene Verheugenis bezorgt. Ja, m’n schriften, m’n getuigschriften, m’n bewijs van koepokinenting (1vijf koepokken hebben zich in 1875 behoorlijk ontwikkeld — ik hèb het attest), m’n ouwe jongensboeken, geven me nù ’t knuffelend, bezadigd napretje, dat ik éénmaal geweten heb van driezijdige pyramides; van Engelbert van Nassau, die getrouwd was met Johanna van Polanen; van het verschil, het markant verschil tusschen affreux, horrible, effroyable, épouvantable, terrible; van de siderische, synodische omloopstijden der planeten; van de latente warmte van dampen en der toestellen van Pictet ; van Jan zonder vrees die in 1419 (niet 1418 maar 1419) sterft; van de affiniteit der waterstofverbindingen ; van de Go-thische, alt-Deutsche, Mittel-Deutsche, Hoch-Deutsche Sprachperioden (Ulfila wurde ±: 318 geboren. Als Kriegsgefangener kam er . . enz.) ; van Mar-
guérithe de Navarre (citaat uit m’n schrift: „Mar-guérithe de Navarre a été très renommée dans son temps, elle était belle et avait beaucoup de génie. Une circonstance assez rare à la cour scandaleuse de François Premier c’est sa pureté de moeurs. Jamais la médisance n’a pu salir sa réputation.... etc.) ; van Dirk I, Dirk H, Arnoud, Dirk III, Dirk IV, Floris I, Dirk V, Floris II, Dirk VI, Floris III, Dirk VII, Willem I, Floris IV, Willem II, Floris V, Jan I; van — van protuberanzen, corona, chromos-pheer, orthographische poolprojectie; van ultramarijn,