28
dertje ellendig zijn — ze heeft gebeden, Larsen, dat God ’m zou laten sterven.
Larsen (opschrikkend, angstig). Zei ze dat ?....
Emma. ’k Ben ’r heelemaal van ondersteboven. Zoo’n snoes van ’n kind, zoo’n móói kind____
Larsen. Zei ze — dat ze God bad____
Emma (knikt). Je moet op ’r letten, Larsen — ze ziet ’r zwakjes uit — ’r oogen gtaan zoo hol. Ze is van móéheid ’n uurtje gaan liggen. Ze had geen lust mee binnen te komen. (opstaand, hartelijk z’n handen nemend). Nou zuilen Ab en ik nog tienmaal meer van jullie houen. Nou kun je op ons staat maken, als op, als op — ’k kan ’r geen woorden voor vinden. Toe, kijk niet zoo bezorgd— Larsen: Come what come may, time and the hour —
Larsen Run through the roughest
day — zéggen ze — zeggen ze.
Emma Zeggen ze niet. Gód alleen weet wat
je wacht. Dag Larsen.
Larsen. Dag Ems.