21
Larsen. ’k Heb niet an mezelf gedacht.
Stein. Met an je zelf?
Larsen. Nee.
Stein. An wie dan ?
Larsen. An niemand!
Stein (na een benauwde stilte) Waarom spreek je onwaarheid F
Larsen (nerveus). Stein, ’k geloof dat je menu lang genoeg als patiënt heb behandeld. Laat de fleschjes staan, ’k G-eef je me woord. . .
Stein.... ’k Geloof je niet.
Larsen. Stein!
Stein. ’k Geloof je niet. ’k Moet ’n hard woord gebruiken. — Larsen, je draait. . .
Larsen.... Stein!
Stein. Jij had ’n doel. Jij heb nooit iets zonder doel gedaan. Wat beteekent dat opblijven, dat niet slapen, die gejaagdheid, die plotslinge voorliefde voor v e n e n a . . .
Larsen. Als je me niet gelooft, stel jezelf dan gerust en neem ze mee.
Stein. En als ’k ze meeneem — wie waarborgt, dat je straks de meid niet opnieuw uitzendt met ’n — recept?