knikt).... Is.... Is .... Is .... (de armen om Tiaar
heen slaand en snikkend) O Fri, lieve Fri, arme
Fri....
Frida. Ongeneeslijk. Larsen heeft met Stein consult gehouen — ’n professor is ’r hij geweest — nutteloos — hij zal nooit licht zien, nóóit — de stumper, ’t wurmpje.
Emma (angstig-geslagen). Da’s schrikkelijk, schrikkelijk. — En ik die nik? wist, ik die ....
(staat op, beziet het portret).
Frida. Kijk maar niet—’t portret liegt — bij de lévende oogjes heb ’k moeite gehad te gélooven. Tóén was-ie anderhalve maand — zes weken — nou is-ie ruim acht, acht weken.
Emma (geslagen-zittend). Je telegrafeerde: ’n gezonde jongen ....
Frida. Dat dachten we. Eerst voor véértien dagen, toen ’k van. den photograaf tèriig kwam, heeft Larsen — heeft Stein — Larsen had niet den moed — ’t me met tact, met véél tact verteld. Ze hadden al zoo vreemd gedaan zonder dat ik ’t merkte. En de pleegzuster keek soms zoo —• zoo zonder me aan te zien. ’k Heb ’n moeilijke kraam gehad, ’t kind niet gezoogd ....
Emma. Niét gezoogd....
Frida, ’k Was te zwak, kon niet, mocht niet.